Ik ben een ‘Arabier’ die is uitgenodigd om de nacht door te brengen in het Picassomuseum in Parijs, in een oktobermaand met slechte luchten voor een Mediterraan zoals ik. Een nacht alleen, als een verwend kind, maar ook als getuige van een mogelijke, gewilde, geplande confrontatie. Toch was ik bang dat ik me zou vervelen of niets voor elkaar zou krijgen. Om Picasso te begrijpen moet je een kind zijn van gedichten, niet van verzen. Moet je uit deze cultuur komen, van onder de stenen van dit paleis, dit museum, niet van een ander. Toch was het een nacht vol openbaringen: over de moord die misschien in het middelpunt van de liefde ligt, over het hartstochtelijke kannibalisme die door het orgasme wordt opgeschort, over hoe mijn naasten tegenover afbeeldingen en tijd staan, over de absolute aanslag, over Picasso en zijn erotische wanhoop.
– Kamel Daoud